deMuziekBrouwer
Paul Brouwer

SOFIE

HOOP

Het was nog donker, toen Sofie die zondagochtend in april, in alle vroegte op weg was gegaan. Pas tijdens de dageraad werden de contouren van het landschap langzaam aan herkenbaar. Ze vond het een wonderlijk iets om de wereld om haar heen te zien ontstaan. Het beloofde een mooi zonnige dag te worden. In sommige tuinen stonden dichte bossen narcissen onder de fruitbomen. De berkenbomen waren getooid met een dunnen groen sluier. Was het niet vreemd dat alles in deze tijd van het jaar zomaar ging groeien en bloeien?. Hoe was het mogelijk dat ontelbare kilo’s groene planten uit de levenloze aarde omhoog kwam, zodra het weer warmer werd. We kunnen niet alles begrijpen wat we zien gebeuren bedacht ze zich. Veel mensen vinden dat we de wereld net zo onbegrijpelijk is als een goocheltruc. Alleen van de wereld weten we dat het geen bedrog en onzin is, want we lopen op deze aarde rond en zijn zelf een deel van de wereld. Wij hebben het gevoel dat we aan iets raadselachtigs meedoen en willen graag ontdekken hoe alles in zijn werk gaat.

Diep in gedachten verzonken vervolgde ze haar pad. Het was eigenlijk maar een raar idee dat zij op dit moment de enigste was die rondliep. Want op dit uur, 5.00 uur in de ochtend werd de aarde alleen maar bewoond door slapende mensen. In haar fantasie heeft ze alle huizen weggedacht en zag ze alleen maar de mensen in hun bedden liggen slapen. De zon kwam al over de horizon. Omdat ze al een paar uur onderweg was, merkte ze dat ze moe begon te worden. En ze had nog een heel eind te gaan. Het leek wel of haar bestemming aan het einde van de wereld lag. Ze besloot om even te rusten. Langs de kant van het pad, onder een paar bomen was een mooie gelegenheid om even tot rust te komen. Met een gras spiet tussen haar lippen en de handen onder het hoofd was ze gaan liggen in het gras. Zij keek naar de blauwe hemel oven haar, naar alles wat zij om zich heen zag en genoot van de aanwezigheid van de bloemen, de vogels, de velden. Na enige tijd had ze moeite om haar ogen open te houden. Als ze nu in slaap zou vallen, zou ze dan wakker durven worden in deze wereld als ze niet zou weten waar ze zou ontwaken? Was het niet alleen een kwestie van plaats, maar bijvoorbeeld ook in een heel andere tijd? In De middeleeuwen bijvoorbeeld – of in Het stenen tijdperk. Tien of twintigduizend jaar geleden. Hoe was het om een meisje van veertien te zijn voordat er zoiets als cultuur bestond? Hoe zou ze dan hebben gedacht? Iedere keer als ze midden in een gedachten stroom bleef steken, vroeg ze zich af waarom ze niet verder dacht. Probeerde ze iets te verdringen? Kon ze maar alle censuur uitschakelen, dan zou ze misschien dromen als ze wakker was. Wel een enge gedachte trouwens. Hoe meer het haar lukte zich te ontspannen en zich open te stellen voor de gedachten en beelden die bij haar opkwamen, des te meer had ze het gevoel dat ze zich veilig voelde.

Wat was bewust zijn? Was dat niet een van de grootste raadsels van het universum? Wat was geheugen? Wat zorgde ervoor dat we ons alles kunnen herinnerden wat we hadden gezien en beleefd. Wat was dat voor een mechanisme dat elke nacht dromen tevoorschijn toverde? Terwijl ze zo lag te denken, sloot ze af en toe haar ogen. Dan deed ze ze weer open en staarde naar de blauwe lucht. Tenslotte vergat ze haar ogen weer open te doen. Ze sliep.

Na enige tijd maakte iemand haar duidelijk dat ze droomde. Ze voelde zich door deze boodschap blij en gelukkig en er verscheen een glimlach op haar gezicht. Kort daarna voelde ze het bewustzijn over haar heen trekken. Van heel ver weg begon ze geluiden waar te nemen. Spelende kinderen, het blaffen van een hond, een kerkklok en voetstappen van steeds meer mensen. Ze hoorde mensen huilen, praten, lachen, schelden en zingen. Tegelijkertijd kregen dingen steeds meer vorm en kleur. Zoals de wereld tevoorschijn komt bij de dageraad. Ze hoorde prachtige muziek en alles kreeg steeds meer kleur. Ze genoot van alle bewegingen en geuren. Ze liep rond in een wonderlijke en fascinerende wereld. Waar mensen veranderend, werkend, en denkend, van afwassen tot raketten bouwend bezig waren de wereld te veranderen.

Ze bedacht zich dat, als ze echt droomde dat ze ook kon vliegen. Maar dat het geen kwaad kon om eerste te testen of ze wel echt droomde. Ze kneep in haar arm, maar het voelde anders dan ze wakker was. Ik probeer het gewoon, dacht ze. En na enig veren op haar tenen kwam ze moeiteloos los van de grond en als vanzelfsprekend zweefde ze in een weldadige rust over het landschap. Met een opgetogen uitroep keek ze naar het golvende groen van de diepte en de tere, grijsblauwe lijnen van de heuvels daarachter. ‘wat ben je hier dicht bij de zon en de wolken’! zei ze hardop tegen zichzelf. ‘dit moet de mooiste heerlijkste plek op de wereld zijn om te wonen’.

‘Dat is het ook’, zei een stem achter haar. Op het zelfde moment stond Sofie weer met beide benen op de grond. En met een snelle beweging kwam ze overeind een keerde zij zich om. Voor haar stond een man. Iemand die ze nooit eerder had ontmoet. Het was moeilijk om zijn leeftijd te bepalen, maar hij was in ieder geval ouder dan zijzelf. Hij had een vriendelijk gezicht en in alles eigenlijk heel gewoon. Maar er was iets wat hem bijzonder maakte.

‘wie ben je’? vroeg ze een beetje verlegen. ‘dag Sofie, je bent nieuw hier hé? Ik zal mij even aan je voorstellen: mijn naam is Hoop antwoordde de man!’ ‘Hoop’. Sofie herhaalde de naam voor zich heen. Wat een rare naam bedacht ze zich. Toen keek zij hem verschrikt aan, als drong de betekenis van die naam plotseling tot haar door. De man scheen haar gedachten te raden, ‘Hoe weet U dat ik Sofie heet’? vroeg ze met verbazing. ‘Kijk maar niet alsof je mij wilt ontvluchten. Het ligt heus niet in mijn bedoeling je bang te maken’, zei de man, en zijn glimlach was zo openhartig en geruststellend dat haar angst weer even snel verdween. ‘Ik ken jou al sinds je onderweg bent’. Sofie keek angstig om haar heen. ‘Heb je mij soms stiekem gevolgd’? zei ze kortaf. ‘Ik ben alleen maar aanwezig in je gedachten Sofie’. “Maar hoe kun je nu Hoop zijn”, sprak Sofie voor zich uit. “Ik heb weleens gehoord dat Hoop doet leven en dat het zo oud is als de mensheid, maar Hoop is geen mens die kan lopen en praten zoals jij”! “Eigenlijk kun je niet zeggen of ik besta of niet”, ging hij verder. “Trouwens, hoop doet niet leven Sofie, hoop is leven” legde de man uit. “Het is net als de wegen op aarde. Oorspronkelijk zijn er op de aarde geen wegen, maar als veel mensen over haar lopen verandert zij tot een weg”. “Er is altijd iets in mensen zijn altijd wel iets of verlangen altijd ergens naar het, in de zin van ‘er moet nog iets anders zijn’. “Hoop die vervuld wordt is geen hoop meer, verlangen dat gestild wordt houd op verlangen te zijn. “Ik denk dat ik het snap”, knikte ze. “Ben ik de eerste die jou ontmoet”? “De eerste en de laatste”, zei hij zacht en leunde ontspannen tegen de boom. Sofie voelde dat deze woorden een diepere betekenis moest hebben, al begreep ze niet welke. Ze trachtte hem haar verwarring niet te laten blijken en vroeg haastig: “Maar….slaap je bijvoorbeeld als een gewoon mens, eet en drink je ook”? De man knikte. “En waar woon je dan”? “Onder de mensen” zei hij op kalme toon. “En waar woonde je dan heel, heel lang geleden”? “Zoals ik al zei, ik ben van alle tijden, en ik woon en dicht bij de mens”. “Alle mensen”? Sofie wist niet of ze dit wel serieus kon nemen. “Ja bij alle mensen. Ook van heel lang geleden”. “Omdat ik onsterfelijk ben, blijf ik altijd jong”, antwoorde de man, en zijn stem klonk alsof hij het over iets heel gewoons had. “Steeds als er weer nieuwe mensen zijn kom ik weer tot leven, zoals ook nu in jou”. “Het is waarschijnlijk heel dom van mij, maar ik begrijp het niet”, sprak Sofie terwijl ze de man aandachtig van het hoofd tot voeten bekeek. “Onsterfelijk”? “Kun je het nog volgen Sofie”? Of ze het nog kon volgen? Ze wist niet eens meer of ze al die tijd wel adem had gehaald en ze staarde naar het puntje van haar neus. “Je zult merken Sofie dat straks alles: tot in het gewoonste, de gewoonste minuut van de gewoonste dag is opgebouwd uit onvervulde verlangens. Altijd verlang je verder. Nooit staat je verlangen helemaal stil”. “Maar zijn er dan geen momenten, dat ik met alles tevreden kan zijn”? “Ik voel me nu al als op een glijbaan naar geluk”. Zei Sofie opgewekt. “Iets of iemand kan toch wel mijn ‘alles’ zijn”? “Nou je mag je handen dichtknijpen met waar je straks terecht komt. Het is daar echt mooi. Lieve mensen, het zal je aan niets ontbreken om een gelukkig leven te kleiden. Maar er is geen mens die niet op een andere wereld hoopt, een nieuwe tijd”. “Kan je al iets over mijn ouders vertellen”? Ik verlang er echt naar om ze te ontmoeten. “Kijk, dat bedoel ik nou”, zei de man. “Daarnet zat je nog een op een glijbaan naar geluk en nu verlang je alweer naar iets anders”. “Ja, dat weet ik wel”, zei ze verontschuldigend maar… “Kom eens mee”, zei de man, Ik wil je iets laten zien””. Voordat Sofie de kans had om overeind te komen was de man een heuvel opgelopen en wenkte en gebaarde dat ze haast moest maken. Toen ze uiteindelijk boven was aangekomen werd ze overweldigd daar wat ze te zien kreeg. Lange tijd stond ze sprakeloos en met open mond naar het schouwspel te kijken dat zich verderop in het dal afspeelde. “Zo iets wonderbaarlijks heb ik nog nooit beleefd”, sprak Sofie. En zij schudde even met haar hoofd, om te voelen of ze nog wel een lichaam had. “Nou wat vind je ervan”? Sofie stond met beide handen voor haar mond, en met tranen in de ogen. Lange tijd keek ze ontroerd naar de plaats waar ze straks haar leven zou beginnen. “Dit is te mooi om waard te zijn”, prevelde ze zachtjes voor zich uit, en keek ze naar de man. ”Ik weet niet wat ik moet zeggen”, het lijkt wel of er een verfdoos in mijn is ontploft”.  “Geniet er maar van nu het nog kan”, antwoorde hij. Vertwijfeld keek ze hem aan. “Wat bedoel je daarmee?, dat klinkt erg pessimistisch”. “Ik wil je niet teleurstellen Sofie, maar kijk, ieder mensenleven is te vergelijken met een boek. Er zijn boeken met hele mooie verhalen, boeiende, avontuurlijke, spannende of romantische. Anderen zijn gewoon saai, of leuk. Er zijn ook hele lange verhalen, maar ook hele korte. En ook vaak hele zielige”. “Zonder happy end bedoel je”. “Ja of nog erger. Verhalen over wat mensen elkaar aandoen. Verhalen over oorlog en ander geweld. “En daarom is dus hoop belangrijk”. “Precies, want daardoor is het hier en nu makkelijker te dragen”. “Ik begin het te snappen”, zei Sofie. “Dus als we geloven dat het morgen beter zal gaan, kunnen we de moeilijkheden van vandaag makkelijker aan”? “Maar dat is dan ook alles wat ik voor de mensen kan doen”. “Dus sommige moeilijkheden wat verlichten, maar soms is de hoop bij mensen zo gekrompen, dat het halen van de volgende morgen al het verste is wat ze kunnen bedenken”. “En denk eraan, het is niet goed om alleen maar met de toekomst bezig te zijn. Eigenlijk hebben we de toekomst niet nodig”’ “Oh”, reageerde Sofie verbaasd. “Alles wat we nodig hebben is er al”! “Maar lijkt dat niet een beetje op: puinhopen zien en zingen van mooi weer”! klonk het bits. “Je vertelde net dat er nog steeds mensen sterven van de honger, over massamoorden, executies, onrecht, enz …enz….enz..”, ze struikelde over haar woorden. “Als het waar is van die voorbeelden die je net gaf dan is het daar dus vaak een puinhoop”. “Riep je mij”? Reageerde hij. Sofie keek hem verbaasd aan, “Wat bedoel je”? “Oh, nee ik bedoel… puinzooi! Sorry. “En toch”! “wat en toch”? “Toch wordt de wereld langzaam aan beter””. “Heel de geschiedenis, heden, verleden en toekomst. Alle pijn, angst, liefde, vriendschap kan toch geen grap zijn. Een zinloos iets”? “Sofie wist niet zo gauw hoe ze hierop moest reageren. Maar na een korte stilte probeerde ze: “Dus er is iets waardoor de mensen doorgaan, tegen beter weten in”? “Ja Sofie, na iedere oorlog spelen er weer kinderen op de ruïnes”. “Dus een nooit aflatende hoop”!. Daar moest ze toch even over nadenken. Een ding was zeker, dit is een bijzonder iemand. “Sofie, ik wens je veel geluk en een fijn leven, en als je mij nodig hebt: ik zal er zijn”. “Nu is het jouw beurt om te leven”. “Ik heb nog een laatste vraag: kan ik er zeker van zijn dat er geen ander bestaan is dan dit? Kan ik er echt vanuit gaan dat ik mij niet op een andere plaats bevind”? “Want nu de wereld voor mij bestaat, zijn de grenzen van het onwaarschijnlijke al overschreden”. Ik ben nu al zo stomverbaasd dat er een wereld bestaat, dat ik geen verbazing meer overheb als mocht blijken dat er hierna ook nog een wereld bestaat”. “Er zijn computerspelletjes Sofie. En elke keer dat je in dat spel ‘doodgaat’, komt er meteen weer een nieuw scherm, en dan kan je weer opnieuw beginnen. Hoe kun je nu weten dat er voor mensen ook niet zo’n ‘nieuw scherm’ bestaat? Mensen noemen dat: ‘reïncarnatie’ “Ik geloof het niet, echt niet. Maar voor dromen van iets onwaarschijnlijks bestaat een apart woord. Wij noemen dat hoop. Sofie sloot haar ogen, liet haar hoofd zakken en keek daarna met een dankbaar gezicht naar de man. “Het is alsof ik eindelijk wakker ben geworden”, prevelde ze heel zachtjes. “Ja het leven is een droom Sofie”. “Van dezelfde stof zijn wij als onze dromen; en ons kleine leven is door slaap omringd”. Zonder iets te zeggen bleven ze een hele tijd zitten. Sofie haalde een paar keer diep adem, en zei toen: “bedankt voor je lieve woorden en je steun”. “Je gaat toch nog niet weg”? zei hij en maakte een beweging alsof hij haar wilde tegenhouden. “Nee ik moet er nu echt vandoor”. “Verteld mij eerst eens iets over jezelf”. Sofie maakte weer aanstalten om weer op weg te gaan. “Mijn verhaal is nog maar heel kort, en lang niet zo mooi als het jouwe”. Sprak Sofie. “Ik weet nog niet eens wie mijn ouders zijn, en hoe mijn leven er uit zal komen te zien. Laat staan dat ik weet wie ik ben”. Nadat ze nog maar een paar meter had gelopen draaide ze zich om en bedacht ze ineens: “wat bedoelde je daarnet met: dat ik de eerste maar ook de laatste was”?


E-mailen
Bellen
Map
Info