deMuziekBrouwer
Paul Brouwer

DE ONTMOETING


Het was een heerlijke zomeravond. Sofie was alleen thuis. Vroeg in de avond was haar moeder bij een vriendin op bezoek gegaan. Dat deed ze wel vaker. De ene week bij haar vriendin en de andere week thuis. Zodra haar moeder het huis verlaten had, ging Sofie naar haar kamer. Ze was van plan om alvast wat huiswerk te maken, zodat ze later op de avond, als haar moeder weer thuis zou zijn samen naar een krimi op de televisie konden gaan kijken. Maandag had ze een toets over Godsdienst. En dat was nu niet echt haar favoriete vak. Een toets over het scheppingsverhaal en meer van dat soort onderwerpen.

Eenmaal op haar kamer ging ze achter haar bureau zitten, haalde het boek over godsdienst uit haar schooltas en bladerde naar het hoofdstuk waar ze op school mee bezig waren. Maar meteen al bij de eerste vraag: ‘Waar komt de wereld vandaan’? Kwam ze al in de problemen. ‘Waar komt de wereld vandaan’? Als ze dat eens wist. . Sofie wist dat de aarde slechts een kleine planeet in het geweldige heelal was. Maar Ze herinnerde zich dat ze samen met haar schoolvriendin Anne eens op een avond op het meer, liggend op de waterfiets naar de sterren hadden liggen kijken. En dat ze allebei zonder een woord tegen elkaar te zeggen dezelfde gedachten hadden. Hoe eindeloos groot het heelal moest zijn. En waar kwam de wereld vandaan. Waar kwam dat heelal vandaan? Het was natuurlijk mogelijk dat het heelal er altijd al was geweest en in dat geval was het nodig om antwoord te vinden op de vraag waar het vandaan kwam. Maar kon iets wel altijd bestaan? Diep in haar hart protesteerde ze daartegen. Alles wat bestaat, moet ook een begin hebben. Dus moest het heelal ooit uit iets anders zijn ontstaan. Maar als het plotseling uit iets anders was ontstaan, dan moest dat andere ook weer uit iets anders zijn ontstaan. Sofie begreep dat ze het hele probleem alleen maar iets had verschoven. Uiteindelijk moest het toch ooit uit niets en niemendal zijn ontstaan. Maar was dat mogelijk? Was dat niet net zo onmogelijk als de gedachte dat de wereld er altijd al was geweest? Op school leerden ze dat God de wereld had geschapen en Sofie probeerde er zich bij neer te leggen dat dat hoe dan ook de beste oplossing van het hele probleem was. Ze probeerde haar gedachten te ordenen. Maar voor dat een gedachte goed en wel vorm hadden gekregen, dacht ze al weer aan iets anders. Ze wilde graag geloven dat God de wereld had geschapen, maar hoe zat het dan met God zelf? Had hij zichzelf uit het niets geschapen? Weer protesteerde ze daar diep in haar hart tegen. Hoewel God vast en zeker in staat was van alles en nog wat te scheppen, zou het toch ook voor hem erg moeilijk zijn zichzelf te scheppen voordat hij iets had om zichzelf te scheppen. Dan bleef er maar een mogelijkheid over: God was er altijd al geweest. Maar die mogelijkheid had ze net immers verworpen! Alles wat bestaat moest een begin hebben. Ze keek door het openstaande raam naar buiten naar de maanverlichte tuin. ‘Nou kom sprak zij zich vermanend toe en keek tegelijk op haar horloge ze zag dat al een half uur geleden naar haar kamer was gegaan. Maar de volgende moment lag ze weer in gedachten verzonken voorover met haar kin steunend op haar handen over haar bureau en staarde naar een poster van de aarde. Af en toe draaide ze haar hoofd naar links en zag ze door het openstaande kamerraam de felverlichte ‘volle’ maan aan de hemel staan. De maan, Hij stond vanavond wel heel erg helder aan de hemel. Even later keek ze weer naar de aardbol op de poster voor haar. Al weer lang geleden kregen mensen de gelegenheid om vanuit een ruimteschip de aarde te zien. Aan de door hen gemaakte foto’s zijn wij nu gewoon. Maar eens konden de eerstelingen der aarde die aarde bekijken van een grote afstand. Astronauten hebben staande op een andere hemellichaam onze planeet zien draaien in een oneindig heelal; als een blauwe bol, een oase in een inktzwarte ruimte. Ze begon te fantaseren dat ze vanaf een wolkje, voorover naar de aarde lag te turen en alles wat daar gebeurde kon aanschouwen. Gedachteloos liet ze een suikerklontje in haar theeglas vallen en keek ernaar hoe dat klontje oploste in de thee. Terwijl ze daarnaar keek, kreeg ze een gevoel wat ze nooit eerder had gehad. Terwijl ze naar haar theeglas keek en daarna naar de aardbol op de poster voor haar had ze het gevoel dat ze door de kamer ging zweven, het raam uit en boven de stad. Vandaar uit zag ze alle mensen beneden met alle dagelijkse dingen. Die hele grote aardbol leek op een levend persoon en het was alsof die persoon Sofie zelf was. Ik ben de wereld, dacht ze. Dat geweldige grote universum waarvan ze vaak het gevoel had gehad dat het iets ondoorgrondelijks en angstaanjagend was, dat was haar eigen ik. Dat wonderlijke gevoel verdween eigenlijk al snel, maar ze wist zeker dat ze het nooit meer zou vergeten. Het was alsof er iets uit haar hoofd was ontsnapt dat zich m et al het andere had vermengd. Precies zoals dat suikerklontje, dat wel zijn vorm verliest maar aanwezig blijft door smaak aan de thee te geven. Toen alles voorbij was had ze het gevoel alsof ze met hoofdpijn was wakker geworden na een wonderbaarlijke droom. Sofie constateerde met een lichte teleurstelling dat ze een lichaam had dat weer in beweging probeerde te komen en dat rondloopt in een wonderbaarlijke en onbegrijpelijke wereld. Maar wat had Sofie uit haar dagelijkse wereld gehaald? Ze keek weer naar de poster met de foto van de aardbol, ze stond op vanachter haar bureau en liep naar het raam. Ze genoot van het prachtige uitzicht op de maanverlichte tuin. Sofie had de tuin altijd al een aparte wereld gevonden. Maar nu was het alsof ze een pop was die met een toverstaf tot leven was gebracht. Was het niet vreemd dat ze op deze aardbol rondliep, dat ze in dit wonderbaarlijke sprookje kon rondlopen. Toen zij erover nadacht dat ze bestond, bedacht ze ook dat ze hier niet altijd zou zijn. “Nu ben ik op deze aarde, dacht ze, maar op een dag ben ik zomaar verdwenen”. Bestond er leven na de dood?

Was het niet onrechtvaardig dat het leven een keer ophield? Sofie bleef bij het openstaande raam staan nadenken, en probeerde er extra hard aan te denken dat ze bestond, om te vergeten dat ze hier niet altijd zou zijn, maar dat bleek volkomen onmogelijk. Zo gauw zij zich concentreerde op het feit dat ze bestond kwamen er weer andere vragen bij haar op als: Waar komt de wereld vandaan? Wie ben ik? Kan iets altijd bestaan? Weer haalde ze haar schouders op, ik heb geen idee dacht Sofie, dat weet toch niemand. Als ze dat eens wist.

“Wat een rot vragen!”

“Vind je het niet vreemd om te leven?”

“‘Tja’, soms wel”

“Soms? Ik bedoel, vind je het eigenlijk niet vreemd dat er een wereld bestaat?”

“Nee waarom?”

“Dus jij vindt de wereld heel normaal?”

“Maar dat is toch ook zo. Je bent zo aan de wereld gewend geraakt dat die je niet langer verbaast.”

“Ja, maar dat zei je net zelf.”

“Waarom heb je het toch over….? Maar wat is hier nou eigenlijk aan de hand. Het lijkt wel of ik in mijzelf sta te praten.”

Even probeert zij in stilte te luisteren.

“Ik ben toch alleen thuis?” Mijn moeder komt pas om tien uur thuis, en het is nu pas net halfnegen.

Voorzichtig en een beetje angstig kijk ze uit het raam naar buiten.

 

“Misschien heb ik het wel verzonnen en is mijn fantasie op hol geslagen. Mijn moeder zegt dat ook weleens als ik soms heel lang voor mij uit zit te staren, dan zegt ze: ‘zit je weer te dagdromen’?”

“Maar wat is daar erg aan?”

“Nou niks maar dan denkt ze dat ik verliefd ben… Wel verdorie nu gebeurt het weer. Ik praat met iemand die er niet is.”

“Dag Sofie”

Weer was het dezelfde stem die klonk. Nogmaals zocht ze in de tuin beneden of ze iemand kon ontdekken, of klonk het alleen in haar gedachten?

Sofie haalde een paar keer diep adem. Nu moest ze zich geen dingen in haar hoofd gaan halen. Ze ging op bed zitten. Was het niet vreemd dat ze die geheimzinnige dingen eigenlijk al vaker had meegemaakt. Achteraf vroeg ze zich dan altijd af of ze het niet allemaal had gedroomd. Na enige tijd afwachten vroeg ze heel voorzichtig

“Wie ben je?”

“Ik ben de stem in jouw gedachten Sofie”.

Sofie stond aan de grond genageld. Ze wist niet wat ze moest denken. Is dit allemaal verzonnen, wat gebeurt er allemaal? Was die stem van iemand in een door haar verzonnen wereld? Nadat het een hele tijd stil was geweest, vroeg ze nog een keer?

“Wie ben je?”

“Ik ben wat mensen ‘God’ noemen”.

“Houd me niet voor de gek”.

Sofie hield haar handen op haar oren en had haar ogen stevig dicht geknepen.

“Als jij God bent, dan ben ik Jomanda” 

zei ze boos en tegelijkertijd een beetje hulpeloos. Ze ging op de rand van haar bed zitten en verborg haar gezicht in haar handen. Sofie was helemaal van de kaart en zuchtte diep.

“Kom dan tevoorschijn, wat heb ik aan een stem alleen”.

“Ik besta alleen maar als jij aan mij denkt”.

Ondanks alle paniek kreeg ze het gevoel dat ze niet alleen in huis was. Dat had ze wel vaker. Het gevoel dat je wel alleen op je kamer bent maar dat je ook weet dat er nog iemand thuis is.“Je denkt misschien dat het niet zo aangenaam is om jezelf te verliezen”

“Ga nogal, ik sta te bibberen op m’n benen”.

“Ik begrijp wat je bedoelt, maar het punt is, dat je wat je verliest, zo oneindig veel minder is dan dat je wint”.

“Ik ben bang, ik ben echt bang. Ik wil dit niet, niet zo. Waarom ik, waarom overkomt mij dat? Het kan toch niet dat…”

“Dus je bent helemaal geen superding, iets dat zich schuilhoudt in een andere wereld, ergens anders, hoog in de hemel of zo, een autoriteit, van zoekt en gij zult vinden. Klopt en er…”

“Zal worden opengedaan”, “Zeg trouwens maar jij hoor.”

 “God allemachtig, dit kan niet waar zijn”.

“Lieve Sofie, als je aan mij denkt, denk dan niet meer aan een persoon achtig wezen. Ik besta alleen maar door al het andere. Alles wat anders is.

“Nou of je met mij dan zo gelukkig moet zijn?”

“Dank je wel dat je er bent”!

“Nou volgens mijn moeder kan ik behoorlijk puberen, brutaal en recalcitrant zijn. En ik wil maar al te vaak niet mee naar de kerk”.

“Dat jij er bent, dat is belangrijker dan dat je vroom, en een diepgelovig mens bent. Ik wil je als iemand die haar eigen leven maakt. Ik wil dat jij jezelf bent, Anders! Alleen als jij het wilt, Sofie, alleen als jij het mogelijk maakt dan kan ik in jou bestaan”.

”ben jij echt God?

“Woon jij echt in de hemel? Enne is dat ver weg?

En de maan is die ook van jou?”

“Nee Sofie, echt niet, ik ben dakloos, de hemel is niet zoiets als een adres”..

“Maar”, ”Jij hebt toch een prachtig paleis en een koninkrijk?” een…paradijs

“Nee, nee, echt niet. De hemel is door mensen bedacht als troost”.

“Maar als er geen hemel is, wat is er dan wel na de dood? Is er leven na de dood?”

“Ja natuurlijk wij zijn er toch!

“Nee ik bedoel: blijf ik leven als ik dood ben?”

“Leven na de dood? Waarom wil mensen altijd maar blijven leven? Wij moeten allemaal ons leven inruilen voor anderen.

“Het kan aan mij liggen, maar ik mis niemand, iedereen is er toch al.

“Maar Sofie, Stel je eens voor dat vanaf nu, de tijd stil zou blijven staan. Dat alles en iedereen het eeuwige leven zou hebben. Heb je daar weleens bij stil gestaan?

“Je bedoelt dat ik dus altijd veertien jaar zou blijven.

“Ja precies, en jij niet alleen veertien jaar zou blijven, maar een zwangere vrouw nooit haar kind zou baren. Kinderen levenslang alleen maar zouden spelen en leren. En al die mensen die altijd honger zouden lijden of voor altijd moeten vluchten voor geweld. De terminale patiënt niet verlost zou worden uit zijn lijden. En er geen nieuwe muziek meer geschreven zou worden.” “Lieve, lieve Sofie…de dood…

“maar er is wel een eeuwig leven?”

“Sofie, luister. Alles wat gebeurd is duurt het langst. Dat is eeuwig leven. Dat iemand heeft bestaan is nooit meer ongedaan te maken. Na je dood kun je toch iets blijven betekenen en je betekenis kan zelfs steeds groter worden Franciscus van Assisi, Mozart, Albert Schweitzer – ze zijn dood, maar wat is dood? Nog altijd en heviger dan ooit zijn ze van de partij. Maar geldt dat ook voor mensen die al lang vergeten zijn; mensen die anoniem zijn opgelost in de mist van de geschiedenis? Zijn ook zij van blijvende betekenis? Ieder mens draagt wel ergens aan bij, levert z’n aandeel. Alleen weet je dat vaak niet. Mozart leeft onverminderd voort, maar als de moeder van Mozart er niet was geweest hadden we ook geen Mozart gehad.

“Wie ben je? Waarom heb je ingegrepen in mijn leventje?”

“Kijk nog eens naar dat suikerklontje van daarnet”

“Suikerklontje? Ik zie geen suikerklontje”

“Maar het is er wel, maar je ziet het niet, het is alleen herkenbaar aan de smaak”.

“Ik ben er wel, maar alleen als mensen er aan proeven is het merkbaar”.

“Heb je nog even tijd Sofie?”

“Nee joh! Oh mijn God,… oh sorry, maar het is al over tienen, mijn moeder komt zo thuis van haar vriendin en ik zou de vaat nog doen”

“Doe eens even je ogen dicht”.

“Waarom” “Er gaan toch geen gekke dingen gebeuren he?”

“Gewoon even je ogen dicht. Met je ogen dicht zie je de dingen vaak beter. Dan wordt je niet afgeleid door al het dagelijkse om je heen. Laten we samen vanaf jouw wolkje naar de aarde gaan kijken. Dat vond je toch zo leuk daarnet?”

Even later lagen ze naast elkaar, voorover vol belangstelling naar de aarde te kijken en wat daar met mensen zoal gebeurde.

 “Luister Sofie, het vermogen om je te verwonderen, is iets kostbaars. Alle kleine kinderen bezitten dat vermogen. Het kind neemt de wereld waar zoals die is, zonder er meer in te leggen dan het ervaart. Als jij en een klein kind een beroemde goochelaar aan het werk zouden zien – die bijvoorbeeld voorwerpen in de lucht zou laten zweven – wie van jullie zou zijn optreden dan het leukste vinden”?

“Ik, denk ik”

“Waarom”?

“Omdat ik zou begrijpen hoe idioot dat is”.

“Precies. Het kind beleeft er geen plezier aan, aan het opheffen van de wetten van de natuur, zolang het die wetten nog niet kent. Het zou ook raar zijn als dat niet zo was. Na een aantal maanden komen ze in een gloednieuwe werkelijkheid terecht. Maar naarmate ze opgroeien, lijkt hun vermogen om zich te verwonderen af te nemen. Als een pasgeboren baby zou kunnen praten, zou het vast en zeker iets zeggen over de wonderlijke wereld waarin het terecht was gekomen. Ja want hoewel een kind niet kan praten, zie je hoe het om zich heen wijst en nieuwsgierig naar de dingen in de kamer grijpt. Lang voordat het geleerd heeft te denken, is de wereld een gewoonte geworden. Jammer als je het mij vraagt”!

Sofie was zo in gedachten verzonken en geboeid door alles wat ze zag dat ze deze opmerking niet had gehoord. Pas nadat ze een zetje tegen haar schouder voelde reageerde ze.

“Sorry”, maar ik lig de hele tijd naar dat meisje, daar op die kinderfiets te kijken. Daarbeneden.

Daar, kijk, nou doet ze het weer. Kijk dan. Daar links. Zie je daar de zee, dan ga je een beetje naar rechts. Kijk zie je daar die rode daken? Nou daarachter, daar zie je een hele hoop groen, met was lichte plekken. Dat zal wel zand zijn. Nou als je dan een klein beetje omhoog gaat zie je een klein meisje op een kinderfiets”.

“Ja nou zie ik het ook”.

“Kijk daar gaat ze weer. Let op iedere keer als ze langs die eenden fietst zwaait ze ernaar. Kijk…zie je het? Leuk he”?

“kijk daar”. “Zie je daar die moeder die in de kinderwagen staat te praten?”

Zo bleven ze nog een hele tijd naar de aarde kijken. Alles wat ze zag was zo mooi en levend dat Sofie de neiging kreeg in de ogen te wrijven.

“Het lijkt wel alsof we tijdens ons leven dat vermogen kwijtraken”.

“Ja maar daar had ik het daarnet allemaal over. Voor kinderen is de wereld, en alles wat er bestaat, iets nieuws, iets wat verbazing oproept”.

Sofie knikte instemming strekte daarna haar armen naar de aarde en pakte de aarde met beide handen vast, heel voorzichtig liet ze aarde op haar borst rusten en keek ernaar. Rook er even aan en hield het even aan haar oor en luisterde naar al die geluiden.

 Sofie wrijft wat zand van haar handen, gaat weer naast God staan en vraagt”

“Dus dit heb jij ooit geschapen?”

“Nee niet ooit, het is er. En mensen maken het mooier. Kijk maar, daar naar die kinderen, die de aarde met stoepkrijt mooier kleuren, en al die mensen die een stukje grond bebouwen, verzorgen en bloemen planten en water geven. Nee Sofie ooit bestaat niet. Mensen denken alleen maar in tijd.”

Maar Sofie luisterde al niet meer. Ze had haar handen aan haar mond gezet en riep heel hard naar haar vriendin, ergens in de verte beneden haar. Al zwaaiende probeerde ze haar aandacht te trekken. Maar de enige die voorzichtig terugzwaaide was een wat bejaarde man. Ze probeerde hem met gebaren duidelijk te maken dat ze iemand anders bedoelde. De man keek om zich heen, keek daarna weer omhoog en zwaaide even haastig terug.

“Laat hem maar, hij heeft pas zijn vrouw verloren en af en toe, als niemand het merkt zwaait hij, heel even maar, stiekem naar boven”

“ANNE!!!! HOEHOOHJA, EEH, HOEEH”

Gilde Sofie naar beneden, en zwaaide uitbundig.

Met een klap vloog de kamerdeur open. De moeder van Sofie was net thuisgekomen en was geschrokken van het gegil naar boven gerent. Toen ze kamer binnen kwam bevond Sofie zich in een shocktoestand.

“Wat is er met jou aan de hand?

“Mamma vind je het niet vreemd om te leven”?

“Tja, ‘zei ze. ‘Soms wel’.

“Soms? Ik bedoel, vind je het eigenlijk niet vreemd dat er een wereld bestaat?”

“Maar Sofie, houd toch op! Zo moet je niet praten.”

“Poeh! Jij bent zo aan de wereld gewend geraakt dat die je niet langer verbaast”,

“Waar heb je het toch over? Ik begrijp er niets meer van.”

“Ik zeg dat je alles veel te gewoon vindt”,

”Je bent gewoon hartstikke stom”.

“Sofie, zo mag je niet tegen mij praten. Heb je dat op school geleerd?”

“Daar leren we niks…Ook jouw leven gaat voorbij door iedere dag maar de aardappelen op te zetten. Je leest de krant en na een dutje kijk je naar het journaal of een soap. O, Mamma hij is zo, zo gewoon…, “

“Is er iemand die je dit allemaal verteld, heb je een vriend?”

“Sofie wij moeten eens even heel goed met elkaar praten. “

“Je gebruikt toch geen drugs, lieverd?”

“Mamma, ik beloof je plechtig dat ik nooit zoiets zal proberen…”

“En hij, gebruikt hij ook geen drugs?”

“Drugs, nee hooguit een beetje wierook.”

“M’n kind wat zeg je toch vreemde dingen, is hij ouder dan jij?”

“Even oud?”

“En wat is het voor iemand?”“

“Gewoon. Apart…apart door het gewone. En mooi!!”

“Kijk maar om je heen”.



E-mailen
Bellen
Map
Info